UitvaartGeschiedenis

Na de uitvaart komen mensen samen om met elkaar herinneringen op te halen. De overledene “te bespreken”. Dit kan tijdens een broodmaaltijd, koffietafel of borrel zijn.

 

Vroeger

Zodra de rouwstoet terug was in het sterfhuis(het huis van de overledene) was er veel veranderd. Tijdens de begrafenis hebben vrouwen uit de buurt het sterfhuis van binnen “omgebouwd” naar een plek waar in rust een maaltijd kan worden genuttigd. De familie verbleef in de zitkamer, de gasten in de deel. Zodra iedereen binnen was nam men plaats. De vrouwen schonken de koffie in en de maaltijd kon beginnen. Was het niet mogelijk in het sterfhuis een maaltijd te nuttigen? Dan werd het cafe of het buurthuis gebruikt.

Een maaltijd nuttigen na of tijdens een uitvaart is een oud gebruik. Van oorsprong moest het dienen "tegen de kwade geesten van de overledenen en tot opneming van de rouwenden in de kring der levenden”. We kennen natuurlijk de zigeuners die diverse persoonlijke attributen leggen in de kist en/of/op het graf. Eten, weliswaar verpakt, sigaretten, drank en ga zo maar door. De gedachte hierachter is, historisch gezien, dat zonder voedsel en drinken de overledene de overlevenden niet met rust zal laten.

In de middeleeuwen maakte de christenen vuur op graven, offerden eten(spijs) en drank aan de ziel van de dode en aten en dronken zelf ook mee gedurende 3 dragen. 

Onder de Romeinen was het gebruikelijk de doden te eren op hun sterfdag. Dit gebeurde met een verfrissingsmaal dat volgde na de bijeenkomst bij het graf. Het was gebruikelijk dat je goed at en dronk. Vaak waren dit soort momenten niet sober maar uitbundig. Dit gebruik werd door christenen overgenomen.

In Engeland heette de maaltijd averil, een verbastering van heir ale (erfenisbier). De maaltijd stond niet alleen in het teken van de overledene maar ook in het teken van zijn erfgenamen en genodigden. Er werd gebak, kaas en gestoofde pruimen(een rouwspijs) gegeten.

In Scandinavie werden maaltijden(erfi of erfisöl) genuttigd in het jaar van sterven van de overledene. De genodigden, soms wel honderden mensen,  namen op grote banken plaats en de stoel aan het hoofdeinde bleef onbezet. Deze stoel was de stoel van de overledene. De eerste erfgenaam ging zitten op een voetenbankje dat stond naast de stoel van de overledene. De erfgenaam hief als eerste het glas op het leven van de overledene. Nadat het glas leeg was, ging de erfgenaam zitten op de stoel van de overledene. Hiermee werd aangegeven dat hij alle rechten van de erflater had.

In Duitsland in de plaats Pruisen zaten mannen en vrouwen gescheiden en tegenover elkaar. Er werd niet gesproken en niemand mocht een mes bij zich hebben. Twee vrouwen bedienden de tafel. De ziel van de overledene die bij de voordeur stond werd uitgenodigd. Een ieder aan tafel wierp eten en drank onder de tafel “opdat de ziel zich zou verkwikken”. Nadat de maailtijd ten einde was stond de priester van tafel op, “strooide” wijwater door het huis en joeg de ziel van de overledene uit huis met de woorden: ‘Gij hebt gegeten en gedronken, o ziel! Ga uit!’. Na dat ritueel mochten de aanwezigen praten en elkaar kussen.

In Nederland hadden we ook onze gebruiken. In Drenthe werd er bijvoorbeeld erwtensoep, rijstpap en wittebrood met ham gegeten. In het oosten van Nederland at men grauwe erwten met rozijnen stokvis.

De maaltijden waren sober bij de armere lagen van de bevolking. Bij de rijkere lagen van de bevolking begon het sober maar eindigde het vaak in grote vreugde. De uitvaart kreeg dan de bijnaam Uitvaart-Zuupvaart.  Over bier is weinig te vinden, echter is het wel aannemelijk dat dit werd gedronken bij deze maaltijden. Zo zijn de termen troostbier, dodenbier en droefbier wel voorkomend.

In Friesland kende men begrafenissen met en zonder leed. Leed betekende het middagmaal dat warm of koud werd geserveerd. Voor de normale begrafenissen bakten de bakkers een speciaal brood dat ze leedbollen noemden. Deze bestonden uit gekruiste krentenbollen, fijne bollen, regelweggen of fransebroden. Ze waren verschillend van vorm en allen van hetzelfde witte deeg. De bakkers rekenden per persoon anderhalve bol. Een berekening die tot op de dag van vandaag nog steeds voorkomt bij uitvaartondernemingen. Een begrafenis zonder leed werd na de middag gehouden. Thee werd geschonken en later volgde koffie met zoetekoek(leedkoek).

 

Tegenwoordig

Tegenwoordig zien we tradities als koffietafels veranderen. Het bekende broodje kaas of ham met een kopje soep is steeds minder in trek, koffie en cake is haast een teken geworden van zuinigheid en het kopje koffie verliest aan terrein. Wat zijn de opvolgers? Vanaf de jaren 80 zien we het aantal traditionele koffietafels afnemen, blijkt uit onderzoek van een uitvaartondernemer. Dit gaat langzaam en het dal is nog niet bereikt. Mensen willen steeds meer het leven vieren, ongeacht zijn of haar leeftijd. Een borrel drinken en het glas heffen zijn alternatieven die steeds meer in trek komen. Naast de borrel komen hapjes als bittergarnituur, kaas of frikandelbroodjes, tapas en heuze buffetten vaker op tafel te staan. Voor veel mensen is een samenzijn voor, tijdens of na de uitvaart meer een reünie dan het herdenken van een overledene. Wat zal er nog meer veranderen? De tijd zal het leren...

 

 

Geschiedenis Maaltijden