UitvaartGeschiedenis

Het vervoer van overledenen gaat eeuwen terug. Tot op de dag van vandaag zijn eeuwenoude manieren van vervoer nog steeds in gebruik.  Het begraven met een boerenwagen of lopend de kist op een baar begeleiden van kerk naar begraafplaats zijn oude manieren van vervoer. Door de jaren heen zijn er veel mogelijkheden bijgekomen. Hieronder een overzicht. 

 

 

Uitvaartvervoer / Rouwvervoer / Staatsievervoer

Vervoer is nodig bij een uitvaart. Een overledene moet hoe dan ook een keer verplaatst worden. Een brancard, karretje, paard en wagen of auto. Het vervoer is een belangrijk onderdeel. We noemen dit vervoer ook wel Uitvaartvervoer, Rouwvervoer of Staatsievervoer. Dit zijn officiële termen. Termen die ook weleens voorkomen maar puur worden gezien als spreektaal zijn; lijkvervoer en dodenvervoer.

Betekenis woorden:

Uitvaartvervoer: algemene term voor het vervoer behorende bij een uitvaart

Rouwvervoer: het vervoer van de overledene vanaf het moment van overlijden tot aan de dag van overlijden.

Staatsievervoer: het vervoer van de overledene op de dag van de uitvaart. Meestal worden hier de mooiste en duurste auto’s voor ingezet.

 

Geschiedenis

Het vervoer gaat al terug naar de oudste geschriften. Hier staat in beschreven dat profeet Elia op een vierspan de overtocht per boot maakt over de rivier de Styx. Samen met de dodenwagen waarmee de veldheer Alexander de Grote in 323 v. Chr. Vanuit Babyblon naar Alexandrïe in Egypte werd vervoerd en een Keltisch-Romeinse vierwielige reiswagen die ook voor uitvaartvervoer werd gebruikt. De oudste vorm van vervoer is dragen. Een baar in de hand dragen(onderhands) of het dragen op de schouder. De traditie vroeger was dat vrouwen onderhands en mannen op de schouder werden gedragen. In die tijd was er nog geen wegennet(uitzondering vervoer per boot) dus was dragen de enige optie. De jaren die volgde kwam het paard en wagen steeds meer in gebruik.

De eerste afbeeldingen van een vervoersmiddel is afkomstig van Hofarchitect Pieter Post. Op 14 maart 1647 overleed Prins Frederik Hendrik van Oranje-Nassau in Den Haag. De afstand van de grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft was te groot. Pieter Post kreeg de opdracht een wagen te maken van een draagbaar. Het werd dus een draagbaar op wielen. De eerste lijkkoets was een feit.

Vanaf 1670 lieten de edellieden, burgemeester en andere notabelen zich begraven per koets. Familie en bekenden volgden toen nog per voet de koets. De volgkoetsen kwamen later. Wil je meer weten of de verschillende soorten type begrafenissen? Klik dan hier.

Bij uitvaarten werden verschillende kleden gebruikt. Een kleed had een betekenis. Was iemand overleden aan de pest? Dan lag er op de kist een groen laken. Was er een kind, een ongehuwde of een vrouw in het kraambed overleden? Dan lag er een wit laken op de kist. Naast het laken kregen de paarden ook witte kleden, witte pluimen en hadden de dragers witte tressen en handschoenen.

Op 1 januari 1829 werd per Koninklijk Besluit besloten dat steden en dorpen met meer dan duizend inwoners verplicht waren om tenminste één begraafplaats buiten de bebouwde kom ter beschikking te hebben. Hierdoor werd in steden de loopafstand soms zo groot dat overledenen niet meer gedragen konden worden. In veel plaatsen kochten kerken een lijkkoets, vaak met financiële steun van de overheid. Door het niet meer mogen begraven in de kerk of het teruglopen van begrafenissen op kerkhoven verloor de kerk inkomsten. Door de aanschaf en verhuur van een lijkkoets met kistkleed kwamen er weer inkomsten binnen. Niet altijd waren deze inkomsten voldoende om de kerkelijke gemeente te onderhouden. Om toch inkomen te genereren werden halve of complete begrafenissen aangeboden. Zo ontstond de term “uitvaartverzorger”. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw waren in diverse dorpen en steden nog steeds de koets en het kistkleed eigendom van de Nederlands Hervormde Kerk. Echter in de jaren die volgden won de rouwauto steeds meer terrein. De koets werd een tweede keuze.

Uitvaartvervoer per koets was in de grote steden al gebruikelijk sinds de zeventiende eeuw. Na de invoering van het Koninklijk Besluit van 1 januari 1830 en de Wet op de Lijkbezorging van 10 april 1869 werd uitvaartvervoer per koets een algemeen gebruik. Naast kerken ontstonden er ook verenigingen die koetsen gingen verhuren. Je kon lid worden van de vereniging en bij een sterfgeval had je dan recht op bepaalde rechten.

 

Stalhouderijen

In de steden waren er al geruime tijd stalhouderijen. De kerken die wel een eigen koets hadden maar niet de mensen en de paarden, huurde deze in bij de lokale stalhouder. Grote begrafenisondernemingen schaften zelf paarden en koetsen(rijtuigen) aan. Echter zaten de stalhouders niet stil. Door de verandering van tijd kwamen er ook meer mogelijkheden. Zo kochten stalhouders meerdere rijtuigen die ze konden inzetten voor natuurlijk uitvaarten maar ook voor verhuizingen en trouwerijen. Meestal had een stalhouderij meerdere lijkkoetsen(een zijlader en achterlader), een bloemenwagen en volgkoetsen(volgkoetsen is een algemene term voor alle soorten rijtuigen die zijn gebruikt als volger in een rouwstoet).

De grootste stalhouder van Nederland was de “Onderlinge Rouw-Vereeniging, Naamlooze Vennootschap tot Exploitatie van Rouwstallen” te Rotterdam. Deze stalhouderij is opgericht op 16 augustus 1905 en groeide heel snel waardoor in 1916 een grote remise werd gebouwd met plek voor zeventig rijtuigen, stalling voor vijftig paarden en genoeg ruimte om te kunnen in- en uitspannen. Helaas bestaat deze stalhouderij tegenwoordig niet meer. Echter zijn er nog wel een aantal rijtuigen, afkomstig van die stalhouderij, in particulier bezit. Tot op de dag van vandaag zijn er nog steeds Stalhouderijen in Nederland te vinden. Vaak niet zo oud en zonder in het bezit te zijn van diverse rijtuigen. Als we goed zoeken vinden we echter nog wel een aantal oude stalhouderijen met een schat aan ervaring en diverse rijtuigen in bezit:

Stalhouderij Haasnoot te Rijnsburg

Stalhouderij Riet Hooijer te Renkum

Stalhouderij Hans Joosen te Breda (sinds 1931)

Stalhouderij Van de Weerd te Ede (sinds 1920)

Wil je meer weten over de diverse soorten rijtuigen / koetsen en bijbehorende onderdelen van een rouwstoet? Kijk dan eens op de website van Stalhouderij Van de Weerd.

 

Vervoer over het water

Vroeger ontbrak het aan goede wegen waardoor er bij slecht weer goed vervoer onmogelijk was. Als alternatief werd er in waterrijke steden uitvaartvervoer per boot gebruikt. De kist werd dan geplaatst op een punter of trekschuit. Op de kast werd een groot kistkleed gelegd. Vrouwelijke familieleden zaten, gesluierd, op knopstoelen rondom de kist die vaak op stro stond of in de kajuit. De mannen stonden op het dek. Vroeger waren er ook begraafplaatsen met een eigen aanlegsteiger. Begraafplaats Zorgvlied was daar één. Was in de winter alles dichtgevroren? Dan werd gebruik gemaakt van schaatsen en sleden.

 

Gemotoriseerd vervoer

De eerste rouwauto was een normale lijkkoets, een achterlader op grote houten wielen en ijzeren banden. Onder de bok van de koetsier was een elektromotor met diverse accu’s aangebracht. Je zag dit niet omdat het vaak was afgedekt met een groot kleed. Het zag er volgens ooggetuigen nogal vreemd uit: “Waar zijn de paarden?”.

De eerste echte rouwauto in Nederland betreft een Spijker uit 1912. Aangekocht door de firma Innemée uit ’s Gravenhage. De auto werd alleen ingezet voor ritten buiten de stad. Binnen de stad werd nog steeds gebruik gemaakt van koetsen. Op de lange tochten ging er altijd een monteur mee. De Spijker had vaak een lekke band. Soms meerdere keren tijdens een rit. In 1916 kocht de Onderlinge Rouw-Stallen in Rotterdam ook een Spijker rouwauto. Helaas werd deze alweer in 1921 vervangen voor een Renault rouwauto.

Door de jaren heen zijn er diverse fabrikanten geweest die rouwauto’s produceerde of onderdelen als chassis en motoren leverde. Sommige bestaan al niet meer en sommige zijn nog steeds actief. Merken die zijn opgehouden te bestaan zijn onder andere La Sall, Packard, Steijer, Pontiac, Unic etc. Merken die, van oudsher, nog actief zijn in de rouwauto industrie: Cadillac, Lincoln, Chrysler, Mercedes en Jaguar. Vooral het eerst benoemde merk, Cadillac, springt er uit. Dit legendarische automerk heeft zijn steentje flink bijgedragen aan de ontwikkeling van de auto. Als we kijken naar het meest gebruikte merk onder rouwauto’s staat Cadillac stipt op één. De auto’s staan bekend om zijn klasse en elegantie. Daarnaast zijn de huidige modellen, de CT6 en XT5 erg voordelig in verbruik en vragen ze weinig onderhoud. Ook in Nederland is dit merk alom aanwezig als rouwauto of volgauto.

Tegenwoordig produceren automerken niet meer zelf rouwauto’s. Ze maken wel het chassis en leveren deze aan carrosseriebedrijven. Deze bedrijven bouwen auto’s om tot rouwauto, volgauto of bloemenauto. Hieronder volgt een rijtje met de betere carrosseriebedrijven in de wereld:

  1. Sayers and Scoville (S&S) Coach Company, Verenigde Staten
  2. Superior Coach Company, Verenigde Staten
  3. Eagle Coach Company, Verenigde Staten
  4. Binz International, Duitsland
  5. Federal Coach, Verenigde Staten

De oudste rouwauto die op kenteken stond tot 2018 was een T-Ford uit 1922. Deze rouwauto was onderdeel van de Den Hartogh Collectie. In 2018 is dit prachtige exemplaar helaas verkocht en geëxporteerd. 

In de rouwauto branche denkt men ook aan de toekomst. Elektrisch rijden heeft zijn intrede gedaan. Het merk Tesla komt inmiddels ook voorbij als rouwauto. Naast Tesla is Cadillac en Lincoln ook bezig met elektrische alternatieven. Van het merk BMW zijn hybride rouwauto’s gemaakt. Dit werd al snel als flop gezien.

 

Ander vervoer

Andere vormen van vervoer zijn de rouwfietskar (ook wel een rijdende baar genoemd), de rouwfiets, de Harley Davidson rouwmotor, de loopkoets, Mientje de Koe, de rouwcaravan en de uitvaartbus.

 

Geschiedenis Uitvaartvervoer